zondag 20 november 2011

Scheiden, een vak apart?

Er is al veel te doen over de psychè van kinderen en hun gescheiden ouders. Het item is de laatste jaren hot geworden in de media, vanuit een nood om aan dit steeds voortschrijdend maatschappelijk fenomeen tegemoet te komen. Zo was er onlangs in Telefacts een korte reportage over een vrouw van in de veertig die zich nog steeds psychisch getroffen voelt, ook al heeft ze sinds haar 23ste het ouderlijk huis verlaten en zijn haar ouders inmiddels lang uit elkaar. Ik vind het goed dat de media de aandacht vestigen op dergelijke feiten, want zo wordt de jongere generatie, ofte “generatie Y”, gewezen op de potentieel ernstige mentale schade die wordt aangericht bij kinderen en jongeren van gescheiden ouders. Vanuit een introspectief perspectief zijn dergelijke reportages uitstekend om de kijkers een spiegel voor te houden van de realiteit. Op die manier kunnen zowel ouders als kinderen de zaken steeds beter een plaats geven, zelfs voor degenen die niet veel mentale last hebben ondervonden van de scheiding van hun ouders of zelfs van burgers die nooit met een scheiding in aanraking zullen komen. Maar inderdaad, zoals gezegd, de ouders kunnen de mentale lijdensweg, hoe klein of groot die ook mag zijn, van hun kind maar zeer beperkt inschatten.
Daarom vind ik het hier opportuun om op een discussie terug te komen die ik ook heb gehad met de vriendin/vrouw van mijn vader. Om privacyredenen zal ik haar niet bij naam noemen, omdat het grotendeels ook irrelevant is wie die persoon is en hoe mijn relatie is tegenover haar. Eerst en vooral moet ik toegeven dat ik als 15-jarige puber wel enigszins last heb gehad van de scheiding van mijn ouders. Op zich lijkt me dat normaal, wetende dat de emoties zich zeer heftig vormen op die leeftijd. Je begint jezelf existentiële vragen te stellen en de vorming van een morele code is dan ook aan de orde. Daarom heb ik die scheiding zeer zwaar veroordeeld en was ik ontzettend kwaad, verdrietig en machteloos. Achteraf bekeken is die scheiding zeker vlot verlopen in vergelijking met andere gevallen. Welnu, mijn moeder komt nog enorm goed overeen met de twee zussen van mijn vader. Dat vind ik persoonlijk een erg bonafide zaak. Er bestaan vele gevallen waar de schoonfamilie een zieltogend contact houdt eenmaal een koppel uit elkaar is. Ik drukte hierover mijn positieve attitude tegenover de vrouw van mijn vader uit, toen ik haar vertelde dat ze de week erna afgesproken waren om iets te gaan eten in een Gents restaurant. De discussie barstte los als een donderslag bij heldere hemel. De vrouw van mijn vader kon het helemaal niet verkroppen dat mijn moeder nog omging met haar voormalige schoonfamilie. De verwijten die ze naar mijn moeder haar hoofd slingerde waren daarbij niet mals, waardoor ik haar lik op stuk gaf. Haar standpunt stond mijlenver van het mijne zodat wederzijds begrip vrijwel onmogelijk was geworden. Volgens haar was mijn moeder op rigoureuze wijze bezig met het bevlekken van haar relatie met mijn vader (wat geen steek houdt, want de laatste persoon met wie mijn moeder nog wil te maken hebben is mijn vader) en dat ze het verleden niet achter haar kon laten. Mijn argumentatie luidde dat niemand beslag kan leggen op het gaan en staan van andere mensen en dat het net een teken is van oprechte vriendschap dat mijn moeder haar voormalige schoonzussen nog ziet. In vele gevallen komt de huichelarij dan naar boven, waardoor beide kanten hun geweten temmen met het zich ingraven in hun eigen gelijk.
De discussie bevond zich op het scherpst van de snede toen de vrouw van mijn vader zei dat ik daarover eigenlijk geen volwassen oordeel kon vellen, want ik had tenslotte nog geen ervaring met scheiden. Nu wil ik wel graag toegeven dat ik, gelukkig, nog geen ervaring heb met scheiden zelf, maar door het zeer nabij meemaken, meen ik toch voldoende in staat te zijn om me psychisch te verplaatsen in de situatie als zou ik zelf degene zijn die de brui geeft aan een huwelijk. Mijn moeder is niet correct bezig volgens de vrouw van mijn vader, omdat ze dus nog die schoonfamilie ziet. Volgens mij is mijn moeder net extra goed bezig. Maar ik kan het niet weten wegens geen ervaring. Echt waar, op die manier kan je mij uit mijn kot lokken. Bovendien is zij evenmin ervaringsdeskundige in het afstammingswezen van gescheiden echtparen. Haar ouders hadden een zeer stabiele relatie en zijn tot hun dood bij elkaar gebleven. Volgens haar argumentatie kan zij zich dan evenmin in mijn situatie verplaatsen, wat ze volgens mij wel zou moeten kunnen. Een moederinstinct is toch ijzersterk, of vergis ik me?
Nu leg ik deze situatie voor aan een aantal mensen, zoals een paar vrienden of goede vriendinnen van mijn moeder en niemand beaamt de stelling die mijn vaders vrouw verdedigt. Vreemd genoeg denken al háár vriendinnen wel dat mijn moeder niet het correcte gedrag vertoont. Bijzonder eigenaardig vind ik dat. Ik blijf er het mijne van denken en bedankt onze Vader dat ik in staat ben een eigen mening te vormen en daar achter te blijven staan. Quid twee verschillende leefwerelden.

dinsdag 18 januari 2011

Een reflectie over kunst, design en esthetiek

De hedendaagse kunst is niet meer ambachtelijk, maar ligt dicht bij objecten die we vinden in het dagelijks leven, laten we bijvoorbeeld denken aan Urinoir van Marcel Duchamp.




Het verschil tussen design en kunst is moeilijk te onderscheiden. De conceptuele kunst is belangrijk geworden; de idee van de kunstenaar primeert op het esthetische, wat ondergeschikt is aan het inhoudelijke. Overigens, veel kunst wordt niet meer door de kunstenaar zelf gemaakt, maar een groep mensen plaatst het voorwerp in een museum met duidelijke instructies van de kunstenaar. Vandaag draait het hem dus vooral om het idee of concept, dat zelf tot kunst wordt verheven. Aangezien een idee immaterieel is, is een daadwerkelijke uitvoering niet meer noodzakelijk.
Veel mensen vinden hedendaagse kunst geen kunst meer, omdat het maken van kunst niet meer met een vaardigheid te maken heeft. Men kan zich niet inleven in feit dat het idee het haalt op de vaardigheid en daarom treedt er minder waardering op.
Maar de gewone man ziet het verhaal, de betekenis niet achter deze gewone dagdagelijkse dingen, die eigenlijk een meerwaarde betekenen voor het object. Om nog eens terug te komen op onze Urinoir, kunnen we stellen dat dit banale voorwerp is wat het is, maar door het in een andere omgeving te plaatsen, krijgt het een andere betekenis en functie. De kunstenaar kan hiermee de kijker choqueren, maar als we kijken naar Marcel Duchamp in zijn totaliteit, dan moeten we bekennen dat we hier met een heel bekwame kunstenaar te maken hebben.
Het is net dat laatste punt dat ikzelf heel belangrijk vind om te bepalen of iets kunst is. Als ik bijvoorbeeld een bananenschil in een museum zou legggen, is dat geen kunst, omdat ik niet heb bewezen dat ik een bekwame kunstenaar ben die over zeer veel goede creatieve ideeën in combinatie met een hoogstaande technische vakkundigheid beschik. Moesten Hans Vandekerckhove of Luc Tuymans dat doen, is dat dan plots wel kunst? Die vraag boeit mij enorm, omdat het kunstwerk op die manier tot kunst wordt gekatapulteerd door een rechtstreekse link met de kunstenaar. Kunstverzamelaars geven die terugkoppeling tussen kunstenaar en object impliciet toe, en zijn bereid tot het doneren van grove bedragen voor een op zich goedkoop voorwerp dat iedereen in huis kan halen. Dat vind ik persoonlijk bijzonder absurd, want aan kunst moet je plezier kunnen beleven telkens als je er naar kijkt of ermee in aanraking komt. Ik kan me moeilijk voorstellen dat je aan een bananenschil voldoende esthetisch genot kan beleven, zelfs al behoort die specifieke bananenschil tot de kunstcollectie van Picasso. In ieder geval lijkt het mij niet ondenkbaar dat kunstrecensenten die bananenschil wel een hoge waarde zouden toekennen.