woensdag 17 februari 2021

Man snuit neus

 Zo ziet ongedierte eruit. 

Ik stond te wachten op de tram, en keek uit op deze verschijning. Hij snoot zijn neus, waar op zich niets ergs mee is. Maar tot drie keer toe haalde hij een papieren zakdoekje boven, deed hierin zijn snotbehoefte en liet het residu achteloos wegdwarrelen op de onschuldige tramsporen. Terwijl 3 meter verder een vuilnisbak stond. Hij kwam overigens net uit de Vandenborre in Gent waar hij na aankoop van een gsm uit de winkel werd gezet wegens het weigeren om een mondmasker op te zetten toen hij met een adviseur aan tafel ging zitten. 

Alsof dat nog niet genoeg was, verwijderde hij het plastiekje van zijn nieuwe gsm even onomzichtig als een onhandige peuter de rest van zijn fruitpap van zich afstoot als hij gesatureerd is. Zoals je kunt zien bleef het nog even aan zijn anorak kleven. 

Los daarvan was hij ook nog niet eens van goede manieren gespaard gebleven, gezien hij veelvuldig het overtollige snot dat hij niet via zijn papieren zakdoekjes had opgevangen, rechstreeks naar zijn kop katapulteerde. Zelfs een bejaarde die al jaren geen opvang voor zijn snot heeft gevonden, zou zo'n handeling met een zoölogisch verfijnder geluid vertolken. 

PS: voor de haters die weer zullen neuten over privacy: bij voorbaat torpedeer je je recht op privacy bij zulk asociaal olijk vertoon. Wie niet schuldig is, werpe de eerste steen. Ja uiteraard, maar we mogen als beschaving toch anno 2021 gezamenlijk een ondergrens trekken. Jammer om vast te stellen dat er toch nog ongedierte kan gedijen die tot zo'n voorhistorisch dieptepunt kan belanden, en tegelijk ook onvoorstelbaar dat dergelijk crimineel gedrag zich zelfs nog kan voordoen. Alle sensibilisering voor de zorg van onze planeet ten spijt.

zondag 13 december 2015

Digitalisering in het onderwijs: vooruitgangsdenken zonder kompas?

Waarom denkt iedereen dat digitalisering op alle domeinen in onze samenleving ook effectief vooruitgang betekent? Voor velen is Steve Jobs de nieuwe messias die we moeten volgen. Ik ben het hier niet mee eens. Naar aanleiding van de opiniebijdrae 'Groeit het M-decreet van zorgendossier uit tot de ideale poort naar onderwijs in de 21ste eeuw?' van Gert Van Erum in Knack (http://www.knack.be/nieuws/belgie/groeit-het-m-decreet-van-zorgendossier-uit-tot-de-ideale-poort-naar-onderwijs-in-de-21ste-eeuw/article-opinion-613231.html) wil ik mijn persoonlijk licht laten schijnen op dit onderwerp dat menig betrokkenen beroert.

 Ik vind het M-decreet een goede zaak, maar ik vind ook dat we als maatschappij moeten opletten dat we onze leerlingen niet te veel pamperen. Ik heb hier schrik dat we de werking van het CLB gaan uithollen en ondermijnen, om nog maar te zwijgen over de potentieel conflictueuze situaties die het M-decreet met zich kunnen meebrengen. Echter, het artikel buigt het M-decreet om naar een opporuniteit voor digitalisering in het onderwijs. Digitalisering in het onderwijs vind ik een zeer ambigu onderwerp.

Leerkrachten kunnen en mogen inderdaad niet langer het hoofd in het zand steken door enkel aandacht te blijven besteden aan de traditionele pedagogiek. Ik ben het eens met de auteur dat technologie differentiatie kan vereenvoudigen, maar niet dat de leerling hierdoor beter betrokken raakt bij de les en de leerstof die wordt aangereikt. Digitale middelen kunnen uiteraard helpen bij het leerproces, zolang ze geen doel op zich vormen. Bovendien vind ik dat van het leerkrachtenbestend van pakweg 50+’ers niet in een handomdraai kan worden verwacht dat zij zich aanpassen aan nieuwe onderwijsmethodes die hun wortels in digitale pedagogische processen vinden. Dat zou afbreuk doen aan hun pedagogische bewkaamheid en indien die leerkracht het niet gewoon is om op een ICT-gerichte manier les te geven, ontstaat ongewild stress die het leerproces niet ten goede komt. Vandaar dat ik het wel eens ben met de stelling van de auteur dat de technologie moet accepteerd worden door de leerkracht. Dit kan enkel gebeuren als de technologie zo intuïtief en gebruiksvriendelijk mogelijk is.

Er bestaat al heel wat geavanceerde technologie, zoals Flipping the Classroom of het Smartboard, maar als de leerkracht hier geen affiniteit mee heeft opgebouwd doorheen zijn loopbaan, zou ik dat geenszins opleggen. Als ik kijk naar mijn eigen onderwijsbiografie, blik ik immers met een tevreden gemoed terug. We hadden nog weinig ICT toepassingen in de klas, dus meestal werd er aan de hand van notitities en het traditionele bord lesgegeven. Ik ben geen pedagoog, maar mijns inziens zorgt deze manier van lesgeven ervoor dat je als leerling verplicht bent om op te letten, zelfstandig leerstof leert verwerken en leert luisteren.

Teveel digitale prikkels zijn volgens mij niet goed omdat de leerlingen die hieraan onderhevig zijn sneller hun focus en concentratie kunnen verliezen. Ik vind dat Van Erum kort door de bocht gaat door te stellen dat leerlingen geen interesse meer tonen in informatie die hen via het meer dan honderd jaar oude schoolbord en nog oudere handboek wordt geserveerd. Precies alsof deze manier van lesgeven geen goede leerlingen heeft afgeleverd. Als ik alleen al kijk naar mijn eigen voormalige klasgenoten, hebben die het er één voor één heel erg goed vanaf gebracht en bouwen aan een mooie carrière. Om nog maar te zwijgen over mijn grootvader die met succes scholen heeft opgericht en jarenlang operationeel was als directeur, of mijn nonkel wiens ‘oubollige onderwijs’ als hefboom heeft gediend om het te schoppen tot consul-generaal. Ik blijf dus sceptisch tegenover de technologische infrastuctuur in het onderwijs, waarmee ik het kind niet met het badwater wil weggooien. Het is in heel veel situaties wel degelijk het geval dat boodschappen beter kunnen worden ondersteund door klank- en beeldfragmenten, animiaties en interactieve toepassingen.

woensdag 28 maart 2012

Wil de nieuwe burgemeester opstaan alstublieft?

Je voelt de lokale verkiezingskoorts in Roeselare nu al aanwakkeren. Vrijdag jongstleden kwam de CD&V jongerenbeweging aandraven met een gratis vat. Burgemeester Luc Martens probeerde een pintje te tappen, maar dat lukte hem niet al te best, net zoals zijn huidig beleid: veel te laat de tap toegedraaid, maar met een veel te hoge kraag. Bedankt voor bewezen diensten, gelieve plaats te maken voor de nieuwe generatie. Want zo hoort het ook te zijn. Onze burgemeester heeft zich de laatste jaren van een enorm spilzuchtige, maar ook paternalistische kant laten zien. Naar verluidt ambieert hij geen tweede ambtstermijn en zit hij blijkbaar niet persoonlijk opgescheept met morele verstrengelingen waarmee zijn nalatenschap ontegensprekelijk zal te kampen hebben. Een voorbeeld hiervan is het Heilig Hartziekenhuis. Aangezien het ziekenhuis wegens plaatsgebrek moet uitbreiden, wordt er een nieuw complex gebouwd langs de ring. Dat lijkt positief op het eerste gezicht, maar het echte verhaal achter de feiten is minder mooi. Het was de bedoeling dat het Stedelijk Ziekenhuis en het Heilig-Hartziekenhuis zouden fuseren, want men was de mening toegedaan dat twee ziekenhuizen voor Roeselare onnodig en inefficiënt is en schaalvergroting anno 2012 aan de orde is. Het management van het Stedelijk Ziekenhuis was tegen, dus heeft Martens de fusie persoonlijk tegengehouden. Want een groot deel van zijn electoraat werkt in het Stedelijk Ziekenhuis (die nota bene een christelijke achtergrond heeft). Het is dus logisch dat de fusie wordt tegengehouden, wil de burgemeester zichzelf en bij uitbreiding zijn partij veilig stellen.

En wat vindt de jongerenbeweging hiervan? Je zou op zijn minst een kritische ingesteldheid verwachten van de jeugd op het beleid. De wijze waarop de Jong CD&V zich manifesteert, is absoluut geen manier om andere jongeren aan te zetten om zich politiek te gaan engageren. Vele grote gebaren, handjesschuddend en huichelende sympathie van bedenkelijk allooi tentoonspreiden, ja, dat kunnen veel mensen. Maar ik trap niet in deze leugenachtigheid. Het is een waarheid die de CD&V onder ogen moet zien: de verkiezingen zullen niet door hen worden gewonnen. Want hoe je het ook draait of keert, de opmars van de NVA zal zich zeker laten gevoelen op lokaal vlak, ook al is dat een compleet ander niveau dan het federale. Je voelt gewoon dat er een tegenbeweging is ontstaan en dat het roer moet worden omgegooid. Verschillende campagnes worden uit de grond gestampt (bv. Roeselare 2030) en Roeselare probeert aan een koortsachtig tempo voort te maken met haar talloze (nutteloze?) openbare werken, zodat de Roeselarenaar op tijd de vruchten kan plukken van het tegen de volgende verkiezingen voor hen gecreëerde paradijs. Inderdaad, na de spiraalbrug, de vernieuwing van het station, de Westlaan, de Munt, de Jules Lagaelaan en nog andere kleinere werken, hebben we wel recht om eindelijk eens goed in de watten te worden gelegd… met een opgebouwde schuldenberg die zal lopen tot 2016! Ik en mijn werkende leeftijdsgenoten zullen moeten afbetalen wat onze voorgangers hebben geproduceerd, een principe waarbij ik me moeilijk kan aansluiten. Zeker niet in tijden waarin we sowieso al moeten inleveren op fiscaal vlak (denk maar aan de pensioenen en de wegvallende premies van velerlei aard) en waarbij het leven steeds duurder wordt (denk maar aan de inflatie en de brandstofprijzen). Wij worden dus twee keer onvrijwillig afgestraft door de spilzucht, het egoïsme en de eclatante onvoorzienigheid van de tweede leeftijd. En de jeugd blijft hier maar gelaten bij. Ikzelf ook trouwens, hoe vreemd dit na dit stukje tekst mag klinken. Ik weet immers nog te weinig met welke systeem ik te maken heb hier en hoe groot precies de impact effectief zal zijn op mijn levensstandaard. De gelatenheid en nivellering bij de jeugd is desalniettemin zorgwekkend in mijn ogen.

Nu zit ik zelf wel met een dilemma. Gezien politiek mijn interesse wel te pakken heeft, heb ik ook wel al eens zitten fantaseren om de stap naar de politiek te zetten. Mijn ideologie heb ik gevormd door het lezen van verschillende klassieke auteurs zoals Burke, Locke, Adams, Hobbes, de Tocqueville, Rousseau enzovoort, het discussiëren met vrienden en medestudenten en het lezen van kranten en magazines. Zo kwam ik tot de conclusie dat ik op sommige gebieden conservatief ben ingesteld, niet echt nationalistisch ben, zeker en vast niet individualistisch, maar veel belang hecht aan waarden zoals trouw, solidariteit, vriendschap en familie. Nu, dit even terzijde (zie ander blogbericht hiervoor), ben ik niet overtuigd tot welke partij ik mij zou moeten aansluiten. Mijn ideologisch profiel sluit wellicht het meest aan bij dat van de CD&V, maar als ik kijk naar de realiteit raak ik diep ontgoocheld. Ik blijf erbij dat politici een voorbeeldfunctie moeten vertonen, willen ze hun partijgebonden ankerpunten verspreiden naar het grote publiek. Ik vraag me daarom af waarom Leterme een buitenechtelijke relatie had, Wilfried Martens vier keer hertrouwd is en onze eigen burgemeester eveneens hertrouwd is. Als ik me niet vergis, zijn dergelijke acties volledig in strijd met het virtuele manifest van de christendemocraten, waarvan geacht wordt dat ze het instituut ‘huwelijk’ toch niet zo aan hun laars lappen. Een partij die de tering niet naar de nering zet, hoeft daarom niet op mijn steun te rekenen, ook al had ze die steun initieel wel volkomen.
Daarom kijk ik naar alternatieven, zoals de NVA, maar ook daar stoten mij enkele zaken tegen de borst. Het overdreven flamingantisme dat de partij soms uitstraalt, hun soms agressieve houding tegenover andere partijen, hun beperkte technische bagage, hun slabakkende geloofwaardigheid… Vooral op gemeentelijk vlak weet ik niet welke politieke zwaargewichten zich in de gemeenteraad bevinden. Echte bekenden zetelen er alvast niet, maar met bekendheid is bekwaamheid in deze tijden inherent verbonden. Men kan zich dus de vraag stellen of deze potentiële gemeentelijke beleidsmakers in spe wel voldoende kennis van zaken hebben om onze stad ordentelijk te laten functioneren. Dat is iets wat de NVA veel stemmen kan kosten, want op zich is het vertrouwen in jarenlang rooms-roeselaarse politiek wel ijzersterk geworden en moeilijk te breken. Volgens mij komt het ook een deel door het ‘je m’en foutisme’ van vele Roeselarenaars, die niet meteen zitten te wachten op een nieuw bewind. Het is jammer dat er daarom niet meer geluisterd wordt naar elkaar en er veel informele achterklap bestaat, wat constructief samenwerken in de toekomst nu al hypothekeert. Een kinderachtige vijandigheid steekt dus meer en meer de kop op. De ene week geeft Jong NVA een gratis vat, de week erna is dat Jong CD&V, precies een competitiedrang. Op de keeper beschouwd sluiten deze partijen dicht bij elkaar aan, wat het kartel in het verleden bewezen heeft. Ik vind gewoon de houding van beide partijen tegenover elkaar echt kinderachtig en helpt ons goed lokaal bestuur zeker niet vooruit. Jammer, hopelijk zal hier in de komende aanloopperiode alvast meer aandacht aan worden besteed.

maandag 27 februari 2012

Jongeren onder hoogspanning

Steeds vaker worden we met de actuele feiten over de hedendaagse jeugd rond onze oren geslagen. Ofwel vluchten jongeren weg, plegen ze zelfmoord of kunnen het onderwijssysteem niet meer aan. De reportage op Telefacts ‘Jongeren onder hoogspanning’van 21 februari, heeft mij aan het denken gezet. Ik heb het hier al over gehad met mijn zus, die Franse letterkunde doceert aan de Kulak en ook met het onderwerp begaan is. Op de site van Telefacts staat te lezen: Je moet succesvol zijn op school, goed zijn in sport, mee zijn op het sociale netwerk, liefst nog een instrument bespelen, een mooi lief hebben. Ouders, de school en kinderen voeden dat zelf, vaak onbewust.

Ik ben het ermee eens dat de samenleving en het systeem waarin wij leven hoge normen opleggen, in het bijzonder voor jonge mensen. Ik had het er onlangs nog over met mijn grootmoeder, die zelf goed beseft wat het is om uit de boot te vallen. Digitale televisie, daar doet ze nog aan mee, maar voor de rest is het schip voor haar al lang verdronken. De smartphone-generatie heeft niet enkel te kampen met enorme chaos aan een hyperdivers maatschappijaanbod, maar ook met het maken van levenskeuzes. Vroeger was het veel eenvoudiger, dat beamen althans mijn ascendenten. Sterk vereenvoudigd ging je voor leraar, advocaat, dokter of industrieel. Technisch geschoolde mensen leerden een stiel en anders kon je terecht in de fabriek. De vrouw bleef meestal thuis en zorgde voor kind en kroost. Bovendien lag de fiscus nog niet bij elke financiële beweging op de loer. Zelfs voor iemand die nu is afgestudeerd, is het verdomd moeilijk om te weten en te begrijpen hoe het hele plaatje in elkaar zit en dat werkt zeer ontmoedigend om de stap naar de realiteit en vooral naar de verantwoordelijkheid te nemen. Het grootste probleem in mijn ogen is dat onze generatie te veel gepamperd wordt. We leven in een onmenselijke luxe en onze levensstandaard is echt heel hoog. Onze ouders hebben goed geboerd en beseffen niet dat ze ons vaak de kracht ontnemen om zelf op ontdekkingstocht te gaan, door ons alles te geven waardoor weinig verantwoordelijkheidszin of belangrijke waarden worden aangewakkerd en meegegeven. Het gevolg is hulpeloosheid. We zwemmen in een zee met vele golven, maar worden eronder bedolven in plaats van ze te trotseren. Dat zorgt voor grote problemen, zoals we nu beginnen te merken. De oorzaak ligt hem volgens mij in het onvoldoende koesteren of trainen van waarden als wilskracht, geduld en doorzettingsvermogen. En het onderwijssysteem werkt dat in de hand. Ik zie het op dat vlak zeer somber in. Jongeren willen directe behoeftebevrediging en dat eist veel van leerkrachten. In die sector zie je dan ook veel burnouts, omdat ieder individu er wil uitspringen en je onmogelijk met al die verschillende persoonlijkheden op de juiste manier kan omspringen. We willen een individu zijn, omdat samenwerkingsverbanden zoals de kerk of het verenigingsleven niet meer dezelfde kracht meegeven als vroeger. Daar kunnen jongeren hun persoonlijkheid dus niet ontplooien, maar evenmin kan dat op de sociale netwerken. Social media vormen dan wel een goed expressiemiddel en helpen ook om de hersenen te versoepelen en ons te leren multitasken. Het vormt weliswaar een grote smet op de face-to-face communicatie die het hier zwaar moet ontgelden. Wie in een conversatie verwikkeld raakt terwijl hij of zij een sms krijgt, zal de voorkeur geven aan het lezen van die sms, terwijl de concentratie ontegensprekelijk daalt tijdens die conversatie. Daar komt de onmiddellijke behoeftebevrediging op de proppen, ook al is die vaak van zeer korte duur. Dat zorgt onder andere voor dat jongeren niet meer de kracht hebben om door te zetten en hun ‘beloning’ stante pede moeten ontvangen. Voor het bedrijfsleven is dat een ramp. Iemand die opgroeit in een cultuur waar directe behoeftebevrediging vanzelfsprekend is, zal na een maand al mogen vertrekken, als hij of zij nog niet zelf die beslissing neemt. Volhardend vermogen is hier immers nodig, want het is vrijwel nergens zo dat je bij je eerste job even op de tanden moet bijten alvorens er resultaat opduikt. Zowel voor werknemers als werkgevers is hier een zekere elasticiteit vereist, anders zullen veel professionele begripsrelaties op de klippen lopen. Wederzijds begrip is hier nodig, maar net zoals in het onderwijs al te merken is, zien we dat dit ook zijn limieten heeft. Wie al na één week de clown begint uit te hangen, omdat hij het zo gewend is en nooit iemand daar op gewezen heeft, zal vaak met zijn hoofd tegen de muur lopen. Volgens Steven Van Belleghem, professor aan de Vlerick Management School en auteur van ‘The Conversation Manager’ zullen jongeren die in mijn jaar geboren zijn (1987) en ouder hier wel nog net raad mee weten, omdat wij voor een groot deel zijn opgegroeid in een behoorlijk eenvoudige maatschappijstructuur zonder internet en social media. Voor mensen die nu pakweg 15 jaar zijn, is het gebruik van social media en internet een evidentie van het twaalfde uur. Zij hebben de gestage evolutie gemist en worden meteen geconfronteerd met een complexe structuur, waardoor sommigen beginnen af te knappen. Het is net als de kikker in ‘An inconvenient truth’ van Al Gore: de kikker die in het water blijft en wordt opgewarmd zal de evolutie van koud naar waar niet gewaarworden, maar als je de kikker onmiddellijk in een warm bad gooit, gaat hij eraan.

De remedie hiervoor is volgens mij om terug te grijpen naar de essentiële waarden en via ons educatief systeem aan te sturen op het belang van de eenvoud. Kunnen genieten van een gesprek, zelf initiatief nemen tot artistieke projecten, gaan wandelen in de bossen en het aanwakkeren van empathisch vermogen via sociale projecten. Hoe Pascal Smet ons onderwijssysteem aan het hervormen is, vind ik een stap in de verkeerde richting. Maar eigenlijk ligt de oorzaak bij Europa. De Bologna-akkoorden die in 2004 zijn goedgekeurd, hadden nooit zo verregaand mogen zijn. Het positieve aspect is dat lifelong learning hierdoor wordt aangemoedigd en de student meer wordt aangezet om buitenlandse studentenervaringen op te doen zodat hij goed bewapend is in de steeds voortschrijdende geglobaliseerde context waarin onze wereld verkeert. Maar het negatieve aspect is er evenzeer: studenten kunnen kiezen hoelang ze over een studierichting doen, maar dat levert helemaal geen competente mensen af. Iemand die vijf jaar doet over zijn rechtendiploma wordt op de arbeidsmarkt aldus evenwaardig gewaardeerd als een student die er tien jaar heeft overgedaan. De eerste is veel competenter, omdat hij of zij blijk geeft van een doorzettingsvermogen om ieder jaar te slagen voor 60 credits. Het onderwijssysteem ontraadt op die manier de belangrijke waarde te volharden en wilskracht aan de dag te leggen. Dergelijke mensen komen vroeg of laat ook terecht in het onderwijs. Ik ken iemand die vijf maal vakdidactiek Frans heeft moeten afleggen. Dat dit mogelijk is, vind ik een regelrechte schande. Die persoon mag Frans geven, maar leerlingen hebben volgens mij ook het recht om ordentelijk Frans te krijgen. Dat is niet gegarandeerd in deze situatie. Mijn leraars uit het lager onderwijs kwamen stuk voor stuk uit het ASO, terwijl de meerderheid van de afgestudeerde leerkrachten lager onderwijs nu uit het TSO komt. Hun basisvorming is veel minder sterk, wat invloed heeft op de kennisoverdracht op de leerlingen. Die zullen op hun beurt minder sterk staan in het secundair onderwijs, waardoor het niveau daar ook zal dalen. Meneer Smet wil immers alle leerlingen – goed of zwak – in één groep verdelen, waardoor het niveau zal gelijkgesteld worden als dat van de zwakste schakel. De prikkel voor de goede leerlingen om nog competitief ingesteld te zijn, is dan helemaal zoek. De universiteiten en hogescholen laten deze mensen instromen en geven hen de kans om een vak tot zes keer toe opnieuw te doen. Hoe kan het bedrijfsleven dan nog het bos door de bomen zien om de echt competente mensen aantrekken? Vrijwel niet. Als we die pessimistische lijn doortrekken, zal er heel wat brain drain ontstaan en kan onze economie hieronder lijden. Volgens mij loopt het nu nog niet zo’n vaart, maar ik zie het somber in. Bij het studeren daarom één raad: zet je smartphone uit, leg je computer en het internet uit, want alleen zo zal je gefocust zijn op je leerstof en goede resultaten behalen en niet geneigd zijn om iedere vijf minuten je Facebook of Twitter te gaan controleren ofte je concentratie voortdurend te verliezen. Dat jongeren zich hiervan bewust zijn, is te merken aan het groot aantal studenten dat gaat studeren in publieke ruimtes, omdat ze zo een artificiële zelfcontrolerende dam opwerpen tegen hun ongedisciplineerde internetdrang. Vroeger deed ik dat ook en ging studeren in de Terminal. Facebook bestond toen nog niet, maar ik was verslaafd aan het grappigste forum in de wereld. Het HRageforum dat we deelden onder onze vrienden, heeft zeker voor mij een nefaste invloed gehad op mijn studieresultaten, dat wil ik echt toegeven. Nu heeft de universiteit echter moeite om alle studenten er een plek te geven, waardoor je de avond voordien elektronisch je zitje moet reserveren. Nu, de evolutie van social media addiction heeft zijn invloed: mijn twee jaar oudere zus had een ijzersterke studiediscipline, bij mij was dat al ferm minder, maar ik zie bij mijn 20-jarige neef dat het zijn leven praktisch volkomen beheerst. Gat in de markt: social media rehab hospitals!

woensdag 11 januari 2012

Marrying for the church: holy spirit or hollow practice?


Laatste zaterdag heeft een vriend van mij eeuwige trouw beloofd aan zijn nieuwbakken echtgenote. Vorige maand vervulde ik de rol van organist tijdens een huwelijksmis van een vriendin. In september stond ik rijst te gooien naar een vreugdevol 25-jarig koppel dat plechtig uit de kerk trad. En in februari trek ik mijn beste kostuum aan om de misviering van een goede vriend bij te wonen.
Ik kan er alvast niet naast kijken, de mensen in mijn omgeving die er blijkbaar bewust voor kiezen om voor de Kerk de trouwen. De Kerk, dat heilige instituut dat de laatste jaren zo vaak in de spotlights kwam te staan omwille van haar eerbare dienaars. Dienaars die hun lusten niet enkel in hun zolderkamertje hebben kunnen laten botvieren. Al die commotie is blijkbaar onvoldoende voor jonge mensen om uit het traditionele kader te stappen. Vroeger trouwde iedereen voor de Kerk omdat de greep die de katholieke Kerk had op de samenleving onomkeerbaar en vanzelfsprekend leek. Wie dat niet deed, was een zonderling. Wie niet gedoopt was, was zelf een buitenbeentje. Maar langzaamaan is de geloofwaardigheid van dat machtige bastion stilaan beginnen afbrokkelen. De Kerken begonnen leeg te lopen, mensen klampten zich niet meer onwrikbaar vast aan het onbegrijpelijke en onaantastbare. Nieuwe waarden drongen zich op, in allerlei vormen en gedaanten. De generatie voor mij begon de zaken in vraag te stellen, hoewel de meerderheid er nog voor koos om hun eeuwige liefde voor het altaar aan elkaar te verklaren. Schijn bedriegt blijkbaar. Want nu ben ik aan een leeftijd gekomen waar mijn eerste vrienden en kennissen het ja-woord geven aan hun partner. Wat me hier sterk opvalt, is dat vrijwel iedereen voor een kerkelijk huwelijk kiest. Is het de macht der gewoonte? Is de traditie zo sterk? Is de huidige generatie opnieuw op zoek naar verloren gewaande traditie? Of is het voor de schijn van de kennissenkring? Blijkbaar is de drang nog steeds groot om voor de Kerk te trouwen. Een kerkelijk huwelijk brengt nog heel wat ceremoniële attributen met zich mee en we kennen allemaal de talloze Amerikaanse films waar Hollywoodsterren na het overdragen van de ringen elkaar een innige romantische kus geven en worden uitgeleid met feeërieke orgelmuziek, waarna ze onder een massa rijst worden bedolven. Het spreekt klaarblijkelijk nog steeds tot de verbeelding van jonge mensen om hieraan deel te nemen. Gemakkelijkheidshalve zou je kunnen zeggen dat dit getuigt van enige hypocrisie. Ik heb de proef niet op de som genomen, maar neem aan dat de meeste mensen die nu voor de Kerk trouwen, niet de meest courante kerkgangers zijn. Het is misschien overdreven om te stellen dat hun laatste bezoek aan een kerk geleden is van hun plechtige communie, maar veel zal ik er wellicht niet naast zitten. Ik vind het wel heel sterk van mijn zus dat ze zich hiertegen verzet heeft. Zij is enkel voor de wet gehuwd en daarmee was de kous af. Het feest was er daarentegen zeker niet minder op. Welnu, toegegeven weet ik niet wat ik zelf zou doen (indien ik ooit zou trouwen). Vooraan in de kerk staan, terwijl al je vrienden en familie je gadeslaan, het moet toch iets losmaken binnenin. Zolang de beloftes die ik voor het altaar maak bewaarheid kunnen worden en ik mijn klerikaal opportunisme kan opbiechten, zie ik in dit stukje toneel eigenlijk niet al te veel kwaads. De trend zal zich volgens mij nog wel even doorzetten, zolang er uiteraard genoeg priesters zullen zijn.

zondag 20 november 2011

Scheiden, een vak apart?

Er is al veel te doen over de psychè van kinderen en hun gescheiden ouders. Het item is de laatste jaren hot geworden in de media, vanuit een nood om aan dit steeds voortschrijdend maatschappelijk fenomeen tegemoet te komen. Zo was er onlangs in Telefacts een korte reportage over een vrouw van in de veertig die zich nog steeds psychisch getroffen voelt, ook al heeft ze sinds haar 23ste het ouderlijk huis verlaten en zijn haar ouders inmiddels lang uit elkaar. Ik vind het goed dat de media de aandacht vestigen op dergelijke feiten, want zo wordt de jongere generatie, ofte “generatie Y”, gewezen op de potentieel ernstige mentale schade die wordt aangericht bij kinderen en jongeren van gescheiden ouders. Vanuit een introspectief perspectief zijn dergelijke reportages uitstekend om de kijkers een spiegel voor te houden van de realiteit. Op die manier kunnen zowel ouders als kinderen de zaken steeds beter een plaats geven, zelfs voor degenen die niet veel mentale last hebben ondervonden van de scheiding van hun ouders of zelfs van burgers die nooit met een scheiding in aanraking zullen komen. Maar inderdaad, zoals gezegd, de ouders kunnen de mentale lijdensweg, hoe klein of groot die ook mag zijn, van hun kind maar zeer beperkt inschatten.
Daarom vind ik het hier opportuun om op een discussie terug te komen die ik ook heb gehad met de vriendin/vrouw van mijn vader. Om privacyredenen zal ik haar niet bij naam noemen, omdat het grotendeels ook irrelevant is wie die persoon is en hoe mijn relatie is tegenover haar. Eerst en vooral moet ik toegeven dat ik als 15-jarige puber wel enigszins last heb gehad van de scheiding van mijn ouders. Op zich lijkt me dat normaal, wetende dat de emoties zich zeer heftig vormen op die leeftijd. Je begint jezelf existentiële vragen te stellen en de vorming van een morele code is dan ook aan de orde. Daarom heb ik die scheiding zeer zwaar veroordeeld en was ik ontzettend kwaad, verdrietig en machteloos. Achteraf bekeken is die scheiding zeker vlot verlopen in vergelijking met andere gevallen. Welnu, mijn moeder komt nog enorm goed overeen met de twee zussen van mijn vader. Dat vind ik persoonlijk een erg bonafide zaak. Er bestaan vele gevallen waar de schoonfamilie een zieltogend contact houdt eenmaal een koppel uit elkaar is. Ik drukte hierover mijn positieve attitude tegenover de vrouw van mijn vader uit, toen ik haar vertelde dat ze de week erna afgesproken waren om iets te gaan eten in een Gents restaurant. De discussie barstte los als een donderslag bij heldere hemel. De vrouw van mijn vader kon het helemaal niet verkroppen dat mijn moeder nog omging met haar voormalige schoonfamilie. De verwijten die ze naar mijn moeder haar hoofd slingerde waren daarbij niet mals, waardoor ik haar lik op stuk gaf. Haar standpunt stond mijlenver van het mijne zodat wederzijds begrip vrijwel onmogelijk was geworden. Volgens haar was mijn moeder op rigoureuze wijze bezig met het bevlekken van haar relatie met mijn vader (wat geen steek houdt, want de laatste persoon met wie mijn moeder nog wil te maken hebben is mijn vader) en dat ze het verleden niet achter haar kon laten. Mijn argumentatie luidde dat niemand beslag kan leggen op het gaan en staan van andere mensen en dat het net een teken is van oprechte vriendschap dat mijn moeder haar voormalige schoonzussen nog ziet. In vele gevallen komt de huichelarij dan naar boven, waardoor beide kanten hun geweten temmen met het zich ingraven in hun eigen gelijk.
De discussie bevond zich op het scherpst van de snede toen de vrouw van mijn vader zei dat ik daarover eigenlijk geen volwassen oordeel kon vellen, want ik had tenslotte nog geen ervaring met scheiden. Nu wil ik wel graag toegeven dat ik, gelukkig, nog geen ervaring heb met scheiden zelf, maar door het zeer nabij meemaken, meen ik toch voldoende in staat te zijn om me psychisch te verplaatsen in de situatie als zou ik zelf degene zijn die de brui geeft aan een huwelijk. Mijn moeder is niet correct bezig volgens de vrouw van mijn vader, omdat ze dus nog die schoonfamilie ziet. Volgens mij is mijn moeder net extra goed bezig. Maar ik kan het niet weten wegens geen ervaring. Echt waar, op die manier kan je mij uit mijn kot lokken. Bovendien is zij evenmin ervaringsdeskundige in het afstammingswezen van gescheiden echtparen. Haar ouders hadden een zeer stabiele relatie en zijn tot hun dood bij elkaar gebleven. Volgens haar argumentatie kan zij zich dan evenmin in mijn situatie verplaatsen, wat ze volgens mij wel zou moeten kunnen. Een moederinstinct is toch ijzersterk, of vergis ik me?
Nu leg ik deze situatie voor aan een aantal mensen, zoals een paar vrienden of goede vriendinnen van mijn moeder en niemand beaamt de stelling die mijn vaders vrouw verdedigt. Vreemd genoeg denken al háár vriendinnen wel dat mijn moeder niet het correcte gedrag vertoont. Bijzonder eigenaardig vind ik dat. Ik blijf er het mijne van denken en bedankt onze Vader dat ik in staat ben een eigen mening te vormen en daar achter te blijven staan. Quid twee verschillende leefwerelden.

dinsdag 18 januari 2011

Een reflectie over kunst, design en esthetiek

De hedendaagse kunst is niet meer ambachtelijk, maar ligt dicht bij objecten die we vinden in het dagelijks leven, laten we bijvoorbeeld denken aan Urinoir van Marcel Duchamp.




Het verschil tussen design en kunst is moeilijk te onderscheiden. De conceptuele kunst is belangrijk geworden; de idee van de kunstenaar primeert op het esthetische, wat ondergeschikt is aan het inhoudelijke. Overigens, veel kunst wordt niet meer door de kunstenaar zelf gemaakt, maar een groep mensen plaatst het voorwerp in een museum met duidelijke instructies van de kunstenaar. Vandaag draait het hem dus vooral om het idee of concept, dat zelf tot kunst wordt verheven. Aangezien een idee immaterieel is, is een daadwerkelijke uitvoering niet meer noodzakelijk.
Veel mensen vinden hedendaagse kunst geen kunst meer, omdat het maken van kunst niet meer met een vaardigheid te maken heeft. Men kan zich niet inleven in feit dat het idee het haalt op de vaardigheid en daarom treedt er minder waardering op.
Maar de gewone man ziet het verhaal, de betekenis niet achter deze gewone dagdagelijkse dingen, die eigenlijk een meerwaarde betekenen voor het object. Om nog eens terug te komen op onze Urinoir, kunnen we stellen dat dit banale voorwerp is wat het is, maar door het in een andere omgeving te plaatsen, krijgt het een andere betekenis en functie. De kunstenaar kan hiermee de kijker choqueren, maar als we kijken naar Marcel Duchamp in zijn totaliteit, dan moeten we bekennen dat we hier met een heel bekwame kunstenaar te maken hebben.
Het is net dat laatste punt dat ikzelf heel belangrijk vind om te bepalen of iets kunst is. Als ik bijvoorbeeld een bananenschil in een museum zou legggen, is dat geen kunst, omdat ik niet heb bewezen dat ik een bekwame kunstenaar ben die over zeer veel goede creatieve ideeën in combinatie met een hoogstaande technische vakkundigheid beschik. Moesten Hans Vandekerckhove of Luc Tuymans dat doen, is dat dan plots wel kunst? Die vraag boeit mij enorm, omdat het kunstwerk op die manier tot kunst wordt gekatapulteerd door een rechtstreekse link met de kunstenaar. Kunstverzamelaars geven die terugkoppeling tussen kunstenaar en object impliciet toe, en zijn bereid tot het doneren van grove bedragen voor een op zich goedkoop voorwerp dat iedereen in huis kan halen. Dat vind ik persoonlijk bijzonder absurd, want aan kunst moet je plezier kunnen beleven telkens als je er naar kijkt of ermee in aanraking komt. Ik kan me moeilijk voorstellen dat je aan een bananenschil voldoende esthetisch genot kan beleven, zelfs al behoort die specifieke bananenschil tot de kunstcollectie van Picasso. In ieder geval lijkt het mij niet ondenkbaar dat kunstrecensenten die bananenschil wel een hoge waarde zouden toekennen.